Ik heb een steen verlegd, in een rivier op aarde. Het water gaat er anders dan voorheen. De stroom van een rivier, hou je niet tegen het water vindt er altijd een weg omheen. |
Ik heb een muis gevangen, in een kamer van ‘t huis. Het diertje piept nu anders dan voorheen. Het rennen van een muis, hou je niet tegen Het beestje vindt wel altijd een weg om je heen. |
Misschien eens gevuld, door sneeuw en regen, neemt de rivier m’n kiezel met zich mee. Om hem, dan glad, en rond gesleten, te laten rusten in de luwte van de zee. Ik heb een steen verlegd, |
Misschien eens buiten, in tuin en wegen, vangt een kat mijn muisje in zijn vlucht . Om het, dan bang , en gans versteven, Te laten sterven in de gruwel van zijn greep. Ik heb een muis gevangen, |
Ik heb een steen verlegd, in een rivier op aarde. Nu weet ik dat ik nooit zal zijn vergeten. Ik leverde bewijs van mijn bestaan. Omdat, door het verleggen van die ene steen, de stroom nooit meer dezelfde weg zal gaan. |
Ik heb een muis gevangen, in een kamer van ’t huis. Nu weet ik dat ik‘t immer heb op mijn geweten: Ik leverde bewijs ik ben gemeen, omdat, door het vangen van die ene muis, die diertjes nooit meer piepen zoals voorheen. |